Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gelijk een kraan [of] zwaluw, alzo piepte ik; ik [34]kirde als een duif; mijn ogen [35]verhieven zich omhoog; o HEERE! [36]ik word onderdrukt, [37]wees Gij mijn Borg. 34. Of, korde, steende. 35. Te weten naar den hemel, of tot God, wien ik aanriep. Anders: werden uitgemergeld of uitgeschept; dat is, de krachten mijner ogen werden verdorven. Of, zij bezweken; te weten van opwaarts ten hemel te zien. 36. Hebreeuws, mij is onderdrukking; te weten door deze mijne krankheid, die mij met geweld zo onderdrukt, dat ik mijn loop niet zal kunnen eindigen, tenzij dat Gij, Heere, U over mij ontfermt. 37. Dat is, stel U tussen mij en mijne krankheid, gelijk zich een borg stelt tussen den schuldheer en den schuldenaar, om hem te bevrijden dat hij niet in de gevangenis geworpen worde; zie Ps.119:122. Anders: wees mij lieflijk; anders: weef mij af; dat is, strek mijn leven uit, totdat ik oud en krachteloos word en door natuurlijke zwakheid sterf, en snijd den draad mijns levens niet af eer hij ten einde gelopen is; een manier van spreken aan de wevers ontleend.